‘De zoon van John Lennon,’ zegt Katherine op een toon alsof ze dagelijks lastposten van mijn soort meeneemt naar de Oyster Bar. ‘Vertel eens wat over jezelf. Waar kom je vandaan? Denemarken?’
    Ik vertel haar dat ik een Nederlander ben, een academicus met vrouw en kinderen (dus stabiel en niet getikt), ik leg uit dat ik goede redenen heb om aan te nemen dat John Lennon mijn vader was, dat ik heb begrepen dat hij een dagboek heeft bijgehouden waarin hij mogelijk schrijft over mij en mijn moeder en dat ik in New York ben om dit dagboek te vinden. Ik vermijd elke verwijzing naar mijn Londense avonturen.
    ‘Waar is je moeder?’
    De drankjes zijn inmiddels gearriveerd. Ik neem een paar flinke slokken van mijn bier. Katherine legt het bestek recht.
    ‘Mijn moeder is dood,’ zeg ik.
    ‘En zij heeft je wijsgemaakt dat ze met de grote Lennon heeft geneukt en dat jij daaruit bent voortgekomen.’
    Geneukt. Ik kijk om me heen. De man en vrouw naast ons gieten oesters leeg in elkaars monden en beschrijven luidkeels hun smaaksensaties.
    Katherine heeft door dat ik ben geschrokken van haar taalgebruik en glimlacht moederlijk.
    ‘Op haar sterfbed heeft ze alles verteld.’
    ‘Op haar sterfbed?’
    Ons eten arriveert. Katherine schikt zorgvuldig haar servet op haar schoot en bestelt nog een glas witte wijn. ‘Eerder heeft ze er nooit iets over gezegd?’
    ‘Ze noemde me soms John Lennon. Ze vond dat ik op hem leek. Iedereen vond dat ik op John Lennon leek.’
    ‘Dat doe je ook.’ Ze neemt een paar grote slokken wijn en kijkt me een tijdje aan. Ze snijdt een stuk vis af en prikt het aan haar vork maar doet er niets mee.
    ‘Er werden grapjes over gemaakt, vroeger,’ zeg ik. ‘Dat ik zo op John leek. Hij is in elk geval niet van de melkboer, dat soort dingen.’
    ‘Je vader, leeft die nog?’
    ‘Die leeft nog.’
    ‘Wat vindt hij ervan?’
    ‘Hij vond het altijd maar flauwe grapjes.’
    ‘Nee, wat vindt hij ervan dat jij zijn zoon niet meer wilt zijn.’
    ‘Het gaat er niet om dat ik zijn zoon niet wil zijn, het gaat erom dat ik zijn zoon niet bén.’
    ‘Denk je.’
    ‘Denk ik. Weet ik.’
    ‘Maar wat zou je liever willen, dat John je vader is of dat je saaie ouwe pa je vader is?’
    ‘Het gaat niet om willen, dat zeg ik toch. Het gaat om de feiten.’
    ‘Volgens mij wil je erg graag in die dagboeken staan.’
    Ik leg mijn mes en vork neer en schuif mijn bord van me af. ‘Luister, ik weet niet waarom we hier hebben afgesproken als jij alleen maar…’
    ‘Waar slaap je?’
    ‘Wat?’
    ‘Waar is je hotel? Heb je een hotelkamer?’
    ‘Ik heb geen hotel. Ik ben gisteren aangekomen. Het was te laat om nog iets te zoeken.’
    ‘Je kunt bij mij slapen, als je wilt. Als je vrouw het goed vindt.’
    ‘Maar je kent me niet eens.’
    Ze neemt haar eerste hapje, een babyhapje kabeljauw, en kauwt voorzichtig. Ze kijkt opzij naar het echtpaar dat inmiddels rood is aangelopen van de wijn en de oesters. ‘Ik woon in de East Village,’ zegt ze. Ze lijkt zich te generen voor haar impulsieve aanbod en mijdt mijn blik. ‘Een oud flatje. Maar de buurt is… nou ja, hip.’
    ‘Ben je alleen?’ vraag ik.
    Ze knikt. Voorzichtig steekt ze een frietje tussen haar snijtanden. ‘Wat is er met je neus gebeurd?’ vraagt ze.
    ‘Dat wilde de douane ook al weten,’ zeg ik.
    ‘Doet het pijn?’
    ‘Niet meer.’
    ‘Is-ie gebroken?’
    ‘Doe je dit vaak?’
    ‘Wat?’
    ‘Jongere mannen oppikken in de Oyster Bar?’
    Ze buigt haar hoofd alsof ik haar heb geslagen. Boven haar linkeroor draagt ze een eenvoudige haarspeld. Naast ons wordt onder luide kreten een dessert bezorgd vergezeld van twee smalle glazen wijn. Ik haal mijn bord weer naar me toe en eet verder. Katherine neemt een visitekaartje uit haar tas en schrijft iets achterop. Als ze klaar is, steekt ze me het kaartje toe en drinkt haar glas leeg. Ze zit rechter op dan ooit tevoren.
    ‘Ik pik jou niet op. John was de laatste die ik heb “opgepikt”.’ Ze staat op en klemt haar tasje onder haar oksel. ‘Je lijkt op John. Heel erg. En je zit in de problemen. Bel me als je wilt dat ik je help.’ Ze legt wat papiergeld neer en loopt het restaurant uit, iets te gehaast voor een barones.